Wij wegen het belang van natuur zorgvuldig af tegen andere belangen. Bijvoorbeeld als de bescherming van diersoorten negatieve effecten heeft op economische activiteiten, of als natuurbelangen botsen zoals bij invasieve exoten. Afwegingen dienen ter bescherming van de natuur waarbij aantasting alleen bij uitzondering en onder (compensatie)voorwaarden mogelijk is. Uitvoeringsprogramma Invasieve Exoten 2022-2026 Sinds 2018 zijn de provincies verantwoordelijk voor de bestrijding en coördinatie van de aanpak van 69 door Europa aangewezen soorten invasieve exoten die een bedreiging vormen voor de inheemse flora en fauna. De aanpak en de provinciale ambitie hebben wij neergelegd in het in 2022 door ons vastgestelde Uitvoeringsprogramma Invasieve Exoten 2022-2026. In 2023 zijn we begonnen om voor de nog niet gevestigde invasieve exoten uitvoeringsprotocollen op te stellen. We ronden deze protocollen af in 2024. Hiermee kan direct worden ingegrepen als dergelijke soorten worden waargenomen. In 2024 leggen we de nadruk op de gebiedsgerichte uitvoeringsprojecten, al dan niet met stakeholders (gemeenten, waterschappen en andere terreinbeherende organisaties), voor de feitelijke aanpak en beheersing van al gevestigde wijdverspreide soorten in natuurgebieden. Deze projecten kennen een lange doorlooptijd vanwege de benodigde nazorg (tot 7 jaar) om te voorkomen dat de soort opnieuw dominant wordt. In IPO verband bewaken we of er geen onevenredige financiële consequenties zijn verbonden aan deze taak die in aanmerking kunnen komen om met het Rijk te verrekenen. In aanvulling op de opdrachten die we zelf verlenen stimuleren we andere partijen om invasieve exoten te bestrijden met de Uitvoeringsverordening Subsidie Biodiversiteit. Faunabeleid en -beheer In 2023 is met u het ontwerp Interim Omgevingswetprogramma faunabeleid en monitoring (IOFM) besproken. Wij volgen hierbij het proces voortkomend uit het startgesprek met uw Statencommissie RGW op 23 november 2022. Begin 2024 stellen wij het Interim Omgevingswetprogramma faunabeleid en monitoring (IOFM) vast. Dit programma gaat onder andere nieuwe kaders geven voor het faunabeheerplan van de Faunabeheereenheid en stuurt onze monitoringsopgave bij naar aanleiding van gerechtelijke uitspraken met betrekking tot beschermde soorten. Om toe te werken naar een nieuw faunabeleid zijn er incidentele middelen beschikbaar gesteld tot en met 2023. Ter overbrugging van 2024 zijn in de Kaderbrief voor 2024 middelen beschikbaar gesteld. Het IOFM zal een nieuwe begroting voor het faunabeleid en het faunabeheer bevatten. Het ganzenbeleid van de provincies zal o.a. worden gebaseerd op de internationale ganzenaanpak onder de vlag van AEWA (The African Eurasian Migratory Waterbird Agreement). Zoals verwacht stijgen de tegemoetkomingen voor voornamelijk gewasschade aan grasland veroorzaakt door ganzen ook in 2024 door. Dit wordt vooral veroorzaakt door het doorstijgen van de gewasprijs in kg droge stof op de wereldmarkt en een toename van het aantal aanvragen van 500 naar ruim 600 stuks. Bij12 voert de openeinderegeling faunaschade uit voor de provincies. In de Kaderbrief 2024 van het IPO-BIJ12 wordt geraamd dat de kosten voor onze provincie verder zullen doorstijgen naar circa € 4.398.000 per jaar. Ten opzichte van onze Kadernota 2023-2026 betekent dit een structurele ophoging van de schadeuitkeringen met € 1.309.000. Dit bedrag is opgenomen in de Kaderbrief 2024 en deze begroting. De raming bestaat uit de vergoedingen die grondgebruikers krijgen op basis van het provinciale faunaschadebeleid (tegemoetkomingen faunaschade, ganzenrustgebieden, dassenovereenkomsten, etc.) gebaseerd op de verplichting uit artikel 15.53 van de Omgevingswet. Vogelopvang Utrecht en transport en opvang van in het wild levende dieren Wij continueren onze jaarlijkse financiële bijdragen aan de Vogelopvang Utrecht en Stichting DierenLot. Met deze middelen stellen we de Vogelopvang Utrecht in staat om onder andere bij te dragen aan de instandhouding van bedreigde soorten. Om de keten opvang en transport van in het wild levende dieren sterk te houden voert de Stichting DierenLot de cursus-/vouchersystematiek nog tot en met 2024 voor ons uit. In 2024 evalueren we deze systematiek en werken we een nieuw plan van aanpak uit voor een nieuwe periode. De uitvoering van motie 100 voor de ondersteuning van de dierenopvangen en dierenvoedselbanken loopt door in 2024 via de Stichting DierenLot. Deze ondersteuning betreft meer de exploitatie kant van ketenpartijen. De ruimte voor natuur veiligstellen/aanpassingen aan de Omgevingswet Vanaf 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking met de bijbehorende Omgevingsverordening. De Omgevingswet brengt belangrijke veranderingen met zich mee in de werkprocessen met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen en vergunningen, maar ook met werken in de beleidscyclus, die meer aandacht gaat vragen voor evaluaties en monitoring. Bovendien moet er een slag gemaakt worden in de digitalisering. De kerntaak natuur zal in vrijwel alle werk- en adviesprocessen binnen de cyclus een rol hebben. In aanloop naar en direct na inwerkingtreding van de wet zal er een piek zijn in deze inzet. De Omgevingswet vraagt van ons integrale afwegingen tussen belangen waar in de organisatie op ingespeeld wordt. Bovendien worden de ruimtelijke vraagstukken steeds complexer door de steeds grotere ruimtedruk en vragen inhoudelijke, juridische en procesmatige expertise steeds meer inzet. Zo levert de opgave voor de energietransitie kansen en knelpunten op voor natuur. Hierin moeten goede afwegingen worden gemaakt zodat de opgaven elkaar kunnen versterken. Voor bovenstaande uitdagingen zal 2 fte extra capaciteit worden ingezet, ook benoemd in de Kaderbrief 2024. Als onderdeel van de Omgevingswet zijn in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) nieuwe eisen opgenomen voor de uitwerking van de Wezenlijke kenmerken en waarden (WKW) van het NNN. De WKW bieden een beschrijving van de kernkwaliteiten van het NNN en vormen een nadere invulling van Bijlage XI (Wezenlijke kenmerken en waarden) van de Omgevingsverordening. De uitwerking biedt in ieder geval een beschrijving van de actuele en potentiële waarden van het ecosysteem en de bijbehorende omgevingsfactoren. Op 1 maart 2024 treeft de eerste wijziging van Omgevingsverordening provincie Utrecht in werking en daarmee Bijlage XI Wezenlijke kenmerken en waarden. Begin 2024 zal een handreiking voor de gewijzigde artikelen van de meerwaardebenadering in de eerste wijziging van de omgevingsverordening worden opgesteld gecombineerd met de toepassing van de WKW. Omdat WKW geen statisch document is zal het periodiek moeten worden geactualiseerd. Wat hiervoor nodig is en de mogelijke consequenties voor bijvoorbeeld monitoring zullen we nader uitwerken. In relatie tot de ruimte die de omgevingswet biedt om windturbines en zonnevelden binnen weidevogelkerngebieden aan te leggen, laten we in 2024 uitzoeken hoe een initiatiefnemer de kwaliteit van een bestaand weidevogelgebied kan beoordelen en hoe de kwaliteit van het compensatiegebied gerealiseerd kan worden. Een en ander moet leiden tot een handreiking voor initiatiefnemers. Voor het verlenen van vergunningen in het kader van de Omgevingswet, waar beschermde soorten bij betrokken zijn is het nodig meer zicht te krijgen op de zogenaamde staat van instandhouding van beschermde soorten in onze provincie. Dit is nodig voor ontheffingen voor ruimtelijke ingrepen, maar ook voor beheer- en schadebestrijding. In 2023 is begonnen met het in gang zetten van aanvullend onderzoek, dat voor een beperkt aantal diersoorten in Utrecht de trend en de staat van instandhouding nader in beeld moet brengen. De resultaten volgen in dit begrotingsjaar. Dit onderzoek zal vanaf 2024 worden verbreed. Daarvoor is o.a. in 2023 een aanbesteding gestart voor de komende 10 jaar waarmee de broedvogelmonitoring en watervogelmonitoring worden verbeterd. Gezien het belang van deze kennis en de hoge onderzoekskosten wordt sinds 2022 intensiever samengewerkt met het IPO en het Rijk (zie ook onder kopje Monitoring hieronder). Natuurcompensatiebank provincie Utrecht In de natuurcompensatiebank worden door de provincie gronden op voorraad gehouden voor de realisatie van NNN- en boscompensatieverplichtingen. De compensatiebank maakt het mogelijk om een hogere kwaliteit van de compensatienatuur te realiseren en de uitvoering van compensatieverplichtingen te versnellen. Sinds 2018 heeft de compensatiebank de beschikking gekregen over drie locaties voor de uitvoering van compensatieverplichtingen. Deze locaties zijn eigendom van de provincie. Het zijn de locaties Autenasekade in de gemeente Vijfheerenlanden (ongeveer 26 ha), Valkenheide in de gemeente Utrechtse Heuvelrug (ongeveer 9 ha) en Bijleveld in de gemeente Utrecht (ongeveer 3 ha). Voor alle drie de locaties wordt de inrichting van natuur naar verwachting in 2024 afgerond. Voor een groot deel van de gronden in de compensatiebank zijn al contracten gesloten met partijen die verplicht zijn compensatienatuur te realiseren. Om de voorraad in de compensatiebank op peil te houden zijn naar verwachting meer compensatielocaties nodig. Bij concrete kansen voor grondaankopen wordt daarom ook beoordeeld of deze inzetbaar zijn voor de natuurcompensatiebank. De te realiseren compensatienatuur telt niet mee voor de realisatie van taakstellingen voor het NNN of het Strategisch bosbeleid, omdat het gaat om compensatie van natuur en bos die elders in de provincie verloren is gegaan. Na de inrichting worden de locaties verkocht aan een partij die de natuur gaat beheren. In 2024 rapporteren wij, net als in voorgaande jaren, over de uitvoering van NNN- en boscompensatieverplichtingen in de provincie Utrecht. Aanpak Biodiversiteit in Stad en Dorp (BiSD) De Aanpak BiSD richt zich via drie sporen op het behouden en versterken van biodiversiteit in de gebouwde omgeving. We gaan door met het door ons in 2022 ontwikkelde Pre-Soortenmanagementplan (pre-SMP) en het verplicht daaropvolgende Soortenmanagementplan (SMP). Met dit pakket bieden wij uitgebalanceerde oplossingen voor de bescherming van gebouw bewonende soorten op grond van een ontheffing van de Wnb en de borging van voortgang van de verduurzamings- en bouwambities. Eind 2023 verwachten we dat meer dan 20 deelnemende gemeenten een gebiedsgerichte ontheffing hebben. In 2024 worden deze gemeenten verder begeleid. We streven er naar om ook de laatste gemeenten deel te laten nemen. Het succes van onze aanpak heeft er toe geleid dat het Rijk het werken met SMP’s nu landelijk gaat uitrollen, naar Utrechts voorbeeld. Dit resulteerde in een eerste decentrale uitkering van het Rijk hiervoor eind 2022 van 561 duizend euro. Dit jaar komt er een landelijke SPUK beschikbaar van ca. €6mln, die via subsidies gemeenten moet stimuleren SMP's in te zetten en verder door te ontwikkelen. Het spoor Natuurinclusief heeft een gedeeltelijk gelijke doelstelling als de landelijke Agenda Natuurinclusief (zie meerjarendoel 2.2.2). Binnen BiSD gaan we door met de Ontwerp Ateliers voor natuurinclusieve projecten en de concrete toepassing van het Convenant Duurzaam Bouwen (trekkerschap Versnelling Woningbouw). Het convenant krijgt in 2024 een landelijke uitrol, waar wij een bijdrage aan zullen leveren. Met het Groene Wijken spoor gaan we door met het creëren van draagvlak voor en het vergroten van het oppervlak binnenstedelijk groen. Hierbij gebruiken we de uitkomsten van De Groene Stad Challenge, waar per wijk de mate van “groen” en “grijs” is bepaald, om onze tijd en middelen gericht te kunnen inzetten voor biodiversiteitswinst. Zo wordt de bestaande subsidieregeling Klimaatbestendige, Groene en Gezonde Steden en Dorpen gericht ingezet op de meeste “versteende” wijken. Samen met het programma Klimaatadaptatie werken we in 2024 aan de realisatie van minimaal één klimaatbestendige en natuurinclusieve wijk per gemeenten in 2025. Vergunningverlening natuur en landschap In het jaarlijkse Uitvoeringsprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH) worden op basis van de beleidsuitgangspunten keuzes gemaakt over de inzet van vergunningverlening. Door landelijke beleidsontwikkelingen en actuele uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn de gronden voor toestemming- en vergunningverlening voortdurend in ontwikkeling. Als gevolg hiervan treedt vertraging in de afhandeling van vergunningaanvragen op. Zo staan de aanvragen voor emissiearme stallen al enige tijd on hold. Ook is door de te hoge stikstofbelasting op Natura 2000 gebieden vergunningverlening waarbij extra stikstofuitstoot plaatsvindt rond deze gebieden nu vaak niet mogelijk. Vergunningaanvragen zijn daarom maatwerk en vragen extra zorgvuldige toetsing. In 2024 verwachten wij dat de legalisatie van PAS melders van start gaat nu alle informatie over die PAS -melders geverifieerd en compleet gemaakt is in 2023. Het wachten is nu op het beschikbaar komen van stikstofruimte. In toenemende mate krijgt de provincie Utrecht ook handhavings- en intrekkingsverzoeken voor vergunningen op grond van de Omgevingswet. Dat leidt tot een toenemende druk op de juridische capaciteit. De Gebiedsprocessen UPLG zullen vergunningverlening in combinatie met natuurherstel verder mogelijk moeten maken. Pas als de gebieden op orde zijn kunnen vergunningen verleend worden voor activiteiten die significante gevolgen hebben op de Natura 2000 gebieden. Voor de overige werkstromen richten wij ons in 2024 op het tijdig verlenen van adviezen, besluiten en het beoordelen van meldingen op onder andere de Omgevingwet. In tegenstelling tot de Wet natuurbescherming waarbij besluitvorming van reguliere aanvragen binnen 20 weken dient plaats te vinden, worden de termijn voor besluitvorming van reguliere aanvragen op grond van de Omgevingswet verkort tot acht weken. Het gaat daarbij om activiteiten die effecten hebben op dieren of planten in het wild zoals beschreven in hoofdstuk 11 van het Besluit activiteiten leefomgeving (onderdelen gebiedsbescherming, beheer en schadebestrijding, soortenbescherming en houtopstanden), de Natuurschoonwet 1928 en de Omgevingsverordening provincie Utrecht, onderdeel natuur en landschap. Voor de ontheffingsverlening op het onderdeel soortenbescherming wordt de komende jaren steeds meer gewerkt met gebiedsgerichte ontheffingen op basis van SMP's (zie BiSD hiervoor). Monitoring Door middel van monitoring houden wij de staat van instandhouding van de inheemse soorten en de habitats bij. Jaarlijks inventariseren we 10% van het landelijk gebied van onze provincie. De monitoring voor het halen van de natuurdoelstellingen is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de provincies en het Rijk op grond van artikel 11.67 BKL. We werken op basis van het in 2018 vastgestelde supplement Monitoring en bijsturing Natuurvisie. We rapporteren de voortgang van het natuurbeleid jaarlijks met onze bijdrage aan de landelijke interprovinciale Voortgangsrapportage Natuur. Daarnaast verschijnt elke drie jaar onze provinciale Rapportage Natuur. We verwachten dat we in 2024 onze monitoring op een aantal punten moeten bijstellen (zie ook onder kopje De ruimte voor natuur veiligstellen/aanpassingen aan de Omgevingswet) naar aanleiding van jurisprudentie. Onze monitoring is nu namelijk niet gericht op de noodzakelijke monitoring van de staat van instandhouding (SvI) van soorten. Waarschijnlijk zal het leiden tot een stijging van de onderzoeksbudgetten. Komende jaren zullen onderzoeken hiernaar, ook in IPO-verband en in samenwerking met Rijk, worden opgepakt, waardoor kosten ook gedeeld kunnen worden. Als extra budgetten hiervoor nodig zijn zullen we een voorstel hiervoor opnemen in de eerstvolgende kadernota. We intensiveren onze deelname aan het landelijke meetnet Broedvogelmonitoring (BMP), waardoor we meer informatie krijgen over vogelsoorten in onze provincie. In 2024 inventariseren wij het landelijk gebied van de regio Zeist, Soest en Amersfoort en de polders van Eemland. We leveren onze bijdrage aan het Landelijk Meetnet Flora en het Netwerk Ecologische Monitoring. Daarnaast continueren we volgens de landelijke afspraken de monitoring in de stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden. De verzamelde data slaan we op in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). In 2024 maken wij afspraken met terreinbeheerders over monitoring van aanvullende soorten in natuurterreinen boven op de verplichte monitoring van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Hiermee krijgen wij completere en kwalitatief betere monitoringsgegevens van de bestaande natuurgebieden. Dit is ook van belang met het oog op de in de Omgevingswet genoemde wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. We monitoren periodiek het ecologisch functioneren van de ecoducten en faunapassages. De resultaten verwerken we in de driejaarlijkse Rapportage Natuur. Het provinciale wegenbeheer voert periodieke technische inspecties uit van de fysieke onderhoudstoestand van de ecoducten, faunapassages en de bijbehorende rasters. In het jaarlijkse uitvoeringsprogramma VTH zijn afspraken gemaakt over de monitoring van het bosareaal. De jaarlijkse toe- of afname van de hoeveelheid bos wordt berekend op basis van analyse van luchtfoto’s. Het bijbehorende registratiesysteem beheren we samen met de RUD. Door het combineren van de kaart met bos dat verdwenen is met de kaart met gemelde vellingen kunnen we controleren waar mogelijk illegale vellingen hebben plaatsgevonden. De RUD zorgt voor de naleving van de regels. In 2024 willen we het hiervoor ingerichte dashboard waarop het areaal te zien is, met de inbreuken daarop en de nieuwe arealen en verplichtingen, compleet hebben en up-to-date houden. Hiervoor kopen we jaarlijks luchtfotodata in. In 2024 zetten we de monitoring van onze stikstofgevoelige Natura 2000 gebieden voort. We inventariseren de uitvoering van de herstelmaatregelen, zorgen voor een actuele habitattypenkaart en volgen de effecten van de maatregelen door middel van de procesindicatoren. We gaan in 2024 starten met het uitvoeren van meer ammoniakmetingen in zowel onze stikstofgevoelige Natura2000-gebieden als op de Utrechtse Heuvelrug. Dit is een uitbreiding en verfijning van het al bestaande landelijke Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden van het RIVM dat wordt gebruikt voor het rekenprogramma Aerius. |