De verharding van de ongeveer 300 km hoofdwegen, ruim 300 km aan parallelwegen en fietspaden en ca. 64 km aan voedpaden dient de kwaliteit te hebben om veilig gebruik van de weg mogelijk te maken, de doorstroming te bevorderen en te voldoen aan doelstellingen voor leefbaarheid, milieu en duurzaamheid. Voor een objectieve vaststelling van de noodzaak van onderhoud aan verhardingen wordt de landelijke CROW-methode van rationeel wegbeheer toegepast.
De te verwachten onderhoudsactiviteiten aan verharding zijn gebaseerd op inspecties en onderzoek en geven een beeld van de urgentie voor onderhoud. Hierbij wordt gezorgd voor een juiste balans tussen risico’s, prestaties en kosten. Het onderhoud aan de verharding (N238, N226, N484, N201,N204, N210, N225, N234 en N405) wordt uitgevoerd door marktpartijen. Op basis van schademetingen, inspecties en schouwresultaten (dagelijkse inspectie wordt door eigen personeel weginspecteurs uitgevoerd) worden ook kleine onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd. Dit kunnen ook onvoorziene reparaties zijn. Het groot onderhoud dat voortkomt uit de schademetingen en inspecties wordt uitgevoerd in een groot onderhoudsbestek of zelfs voor een heel traject in één keer. In het laatste geval wordt het zo veel mogelijk gecombineerd met verbeteringsmaatregelen in de trajectaanpak.